Herinnering van Henk Poelakker: Het Kerstkonijn
Om met de deur in huis te vallen: wij waren echt niet het enige gezin op ’t Rot dat met kerstmis het eigen konijn op at. Begin jaren zestig. In een klein hokje op vier palen zat Trukie, een klein zwart-wit konijntje dagelijks te wachten op zijn portie brood met melk. ‘Daar krijgt het beestje mooi wit vlees van’, zo zei mijn opa van 75 jaar. Het was de tijd dat mijn vader tien mesthaantjes kocht die nog wat mochten groeien in het kleine kippenhokje dat voordien een hondenhok was geweest. We aten tien weken haan en dat met handen en voeten. Kluiven, vette vingers, aardappeltje met jus, rode kool en appelmoes: een feestmaal dat bij het laatste haantje min of meer gewoon was geworden.
Terug naar het konijntje dat de kerst niet zou halen. Mijn vader was niet een echte slachter en omdat mijn grootouders regelmatig op bezoek kwamen, was het hanteren van het knuppeltje typisch ietsvoor opa. De letterlijke doodslag mocht ik niet van nabij meemaken maar hoe het beestje gevild werd, sloeg ik met grote ogen gade. Met ‘ik trek Trukie nu zijn jasje uit’, kondigde opa zijn volgende stap aan. Het beestje moest nog een dag afsterven zodat zijn ziel tijd kreeg om naar de konijnenhemel te vertrekken en de dag daarna werd ons konijntje gebraden. We lieten het ons goed smaken en na de tien weken van meneer De Haan, was het een welkome culinaire verrassing. Niemand die het vreemd vond dat wij ons eigen konijntje opaten. Sterker nog: het jaar erop hadden we een nieuwe Trukie in het hok zitten maar nu eentje die beter paste bij onze hongerige buikjes: een Vlaamse Reus. Prachtig mooie witte vacht, aandoenlijke rode ogen. En ook dat konijn belandde als veel van zijn soortgenoten rondom kerst in de braadpan.
Ik denk dat het derde kerstdag is geweest dat een meneer achter de huizen van zowel de Meidoornstraat als de Lijsterbesstraat liep met over zijn rug een ‘dode bontjas’. Rustig wandelde hij in de brede brandgang en riep om de paar meter met luide stem: ‘Konijnenvellen…..’ Op dat moment kon je zien dat we niet het enige gezin waren geweest dat gesmuld had van het eigen konijn. Wel zeker tien vellen werden hem aangereikt en dat voor een prijs van twee kwartjes.
Gelukkig was opa er nog die het geld in ontvangst nam en mij de vijftig cent in de hand drukte. Ik was de koning te rijk want met dat geld toog ik als de wiedeweerga naar de vuurwerkman op de Markt. In zijn winkel aan de voet van de Oude Toren, daar waar kort daarvoor het hoofdbureau van politie was gevestigd, lagen de rotjes op mij te wachten.
Het was nog vóór het tijdperk van de grootverpakkingen want de rotjes, de luchthuilers en voetzoekers werden los verkocht, per stuk dus. Rotje nummer 1 was het goedkoopst, gemaakt door de firma Kat uit Leiden, maar was bij lange na geen kanonschot. Nee, dan had je rotje 3 nodig maar ja, dat exemplaar was duurder. Tussen al dat moois lagen ook grote vuurpijlen die voor een klein kereltje van amper tien jaar onbereikbaar waren. Toch had ik maar liefst vijftien knallers weten te bemachtigen welke ik mede dankzij ons konijn had kunnen kopen.
Als ik nu, zestig jaar later, de conference van Youp van ’t Hek langs hoor komen over zijn Flappie moet ik altijd weer denken aan onze Trukie en vraag ik me af of mijn kinderziel voor eeuwig beschadigd is.
Henk Poelakker (1953) mijmert over zijn jeugdjaren in Losser waar hij tot zijn 16e levensjaar woonde. In 1969 verhuisde hij met zijn ouders naar Brabant waar hij nog altijd woont. henkpoelakker@gmail.com
Bestel het boekje met 25 herinneringen door een mail te sturen naar info@twentejournaal.nl met in het onderwerp ‘Boek Henk Poelakker’.
Zie ook www.lossermagazine.nl
#konijn #kerst #kerstkonijn #flappie #bontjas #vuurwerk #rotjes #herinnering #henkpoelakker #losser #twente
Weer / Social media
Nieuws
Sport
Agenda
112
![]() |
Economie
Toerisme
Overig
Fotoreportage
Videoreportage
|
|